Een nieuwe pensioenregeling

De Pensioenwet is op 1 juli 2023 gewijzigd. Dit betekent dat alle pensioenregelingen in Nederland moeten worden aangepast, ook de pensioenregeling in jouw sector. Maar wat betekent dat nu precies? Wat zijn de gevolgen van de nieuwe pensioenwet én welke keuzes moeten we maken?

Pensioen is de grootste - en misschien ook wel de belangrijkste - secundaire arbeidsvoorwaarde: het gaat om je inkomen voor later, maar ook over bijvoorbeeld het inkomen dat jouw nabestaanden krijgen mocht jij komen te overlijden. In deze nieuwsbrief die gericht is op leden die werkzaam zijn onder de cao’s Bouw en Infra, Afbouw, Baksteen, Bikudak, Timmerindustrie of Mortel (betonpomp- en mortelbedrijven) praten we je daarom uitgebreid bij over de stand van zaken rondom de nieuwe pensioenregeling.

Waarom veranderen de pensioenen?

In het huidige / oude pensioenstelsel gaan we uit van voldoende dekkingsgraad om de pensioenen in de toekomst zo volledig mogelijk te kunnen garanderen. De afgelopen 15 jaar is gebleken dat het systeem onhoudbaar is en de behoefte aan een nieuwe opzet is toen gegroeid.

Ondanks goede beleggingsresultaten mochten pensioenfondsen de uitkeringen niet verhogen. Door de lage rente stegen de verplichtingen (wat je in kas moet hebben voor toekomstige uitkeringen) fors. Gevolg: meer dan 10 jaar geen indexatie  De dekkingsgraad bleef te laag.

Daarom moet er een nieuw systeem komen dat minder gevoelig is voor de rente en beter aansluit bij daadwerkelijke rendementen.

De onderdelen van de pensioenregeling nu

Het Nederlandse pensioenstelsel bestaat uit drie pijlers. De eerste pijler omvat de basisvoorzieningen vanuit de overheid. De tweede pijler is het aanvullend pensioen via de werkgever. De derde pijler is wat een individu in de privésfeer heeft geregeld.

De hoogte van jouw inkomensvoorziening of financiële ondersteuning bij ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid is de optelsom van:

Pijler 1: Aanspraken op voorzieningen vanuit de overheid (AOW, ANW of WIA)
Pijler 2: Afspraken in de pensioenregeling bij de werkgever of sectoraal; en
Pijler 3: Individuele regelingen in de privésfeer. 

Wanneer we het hebben over het wijzigen van de pensioenregeling, dan hebben we het dus alleen over de tweede pijler. Voor iedereen ziet het totale plaatje er daarom anders uit.

De Wet toekomst pensioenen

De Wet toekomst pensioenen is op 1 juli 2023 in werking getreden. Deze wet brengt wijzigingen aan in de tweede pijler. Belangrijk om te weten is dat sociale partners (werkgevers en vakbonden) zo dicht mogelijk bij de huidige pensioenregeling willen blijven. Dit is het uitgangspunt bij de keuzes die we maken. Toch ontkomen we er niet aan een aantal zaken te moeten veranderen. De belangrijkste wijzigingen en keuzes zetten we op een rijtje.

Wijziging 1: een premieregeling

In het nieuwe pensioenstelsel zijn er alleen premieregelingen. Een premieregeling is een pensioenregeling waarbij de hoogte van de premie die wordt ingelegd vaststaat, maar het uiteindelijke pensioenbedrag niet. Met andere woorden, de premie die wordt betaald, wordt belegd om zo een kapitaal op te bouwen dat later wordt gebruikt om de pensioenuitkering te financieren.

Als cao partijen hebben we hier geen keuze; de wet schrijft dit voor. Wel hebben we de mogelijkheid om te kiezen tussen twee soorten premieregelingen: de solidaire premieregeling en de flexibele premieregeling.

Onze voorkeur als CNV gaat uit naar de solidaire premieregeling. Deze sluit het beste aan bij de huidige pensioenregeling. In de solidaire premieregeling wordt collectief belegd én er is een verplichte spaarpot (de solidariteitsreserve) om risico’s te delen. Een ander belangrijk argument voor ons is dat we de ambitie (of de premie het beoogde pensioen oplevert) vijfjaarlijks blijven monitoren.

Het volledig uitwerken van de solidaire- en flexibele premieregeling gaat te ver voor deze nieuwsbrief.  Wil je meer willen weten, kijk dan op www.werkenaanonspensioen.nl.

Wijziging 2: Solidariteit

In de solidaire premieregeling delen we risico's via een speciale spaarpot, de solidariteitsreserve. We moeten beslissen welke risico's we willen delen.

Risico’s

In het nieuwe pensioenstelsel zullen de pensioenuitkeringen meebewegen met de financiële markten. Deze schommelingen kunnen we beperken door minder risicovol te beleggen voor pensioengerechtigden en de leeftijdsgroepen net voor pensioendatum.
Toch kunnen er grotere financiële schokken zijn waardoor de uitkeringen meer schommelen dan wenselijk is. Die schommelingen willen we graag opvangen met geld uit de solidariteitsreserve.
De kans op grote schommelingen zijn dan net als in de huidige pensioenregeling beperkt. Een tweede risico dat we willen afdekken met de solidariteitsreserve, is het (plots) langer leven van mensen: het zogenoemde macro-langlevenrisico.

Wijziging 3: Nabestaandenpensioen

Het nabestaandenpensioen is onder te verdelen in drie onderdelen: 1) het wezenpensioen; 2) het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum; en 3) het partnerpensioen bij overlijden ná de pensioendatum.

De hoogte van het nabestaandenpensioen en wezenpensioen bij overlijden na de pensioendatum verandert niet;

  • In geval van overlijden van een werknemer voor de pensioendatum ontvangt een partner een levenslang partnerpensioen van 13% van het pensioengevend salaris in combinatie met een tijdelijk partnerpensioen van €18.000 (jaar 2023) per jaar. Het tijdelijk partnerpensioen wordt uitgekeerd tot uiterlijk het moment dat de partner van de overleden deelnemer een aow-uitkering ontvangt;
  • Ieder kind van de overleden werknemer ontvangt een wezenpensioen van 9% van het pensioengevend salaris tot het bereiken van de 25- jarige leeftijd (verdubbeling van wezenpensioen bij volle wees)

Invaren van oude aanspraken

Bij de overgang naar het nieuwe stelsel staan we voor de keuze: wat te doen met de oude aanspraken? Zetten we deze over naar het nieuwe stelsel of houden we deze in de oude regeling? Het CNV is voorstander van het overzetten van de oude aanspraken naar het nieuwe stelsel, het zogeheten ‘invaren’.

Het in stand houden van twee aparte regelingen betekent namelijk ook de verplichting om twee administraties - met elk hun eigen uitvoeringsregels -in stand te moeten houden. De kosten hiervoor zullen uit de premie van deelnemers moeten worden betaald en dat betekent simpelweg minder premie voor de opbouw van je pensioen. Dat willen we natuurlijk niet.

Een andere belangrijke argument voor het invaren is de indexatie van het al opgebouwde vermogen. De problematiek rondom indexatie, een van de redenen om een nieuw stelsel op te zetten, blijft in het oude stelsel namelijk van toepassing op de oude aanspraken. We zullen dan de hoge buffers weer moeten aanhouden. De kans op indexatie zal niet verbeteren wanneer de oude aanspraken in het oude stelsel blijven zitten. Bij het invaren kunnen we het gehele vermogen (dus ook alles boven de 100%) verdelen.

CNV Vakmensen kiest voor het invaren van de oude aanspraken in het nieuwe stelsel per 1 januari 2026

Compensatie bij het invaren

In het huidige systeem betaalt iedereen bij een bedrijfstakpensioenfonds evenveel (doorsnee)premie en bouwt iedereen evenveel pensioenrecht op. In het nieuwe systeem wordt je pensioenopbouw gekoppeld aan de waarde die jouw ingelegde euro heeft. Dus als jongere bouw je voor dezelfde premie meer pensioen op dan als je ouder bent. Nog steeds geldt dat het gemiddeld over de jaren klopt en kom je uit op hetzelfde of iets hoger niveau als in het huidige systeem.

In het oude stelsel had de oudere dus een voordeel op de ingelegde premie. In het nieuwe stelsel heeft de jongere dat. Het voordeel wordt als het ware omgedraaid. Maar bij de overgang naar het nieuwe stelsel ontstaat er een nadeel voor de leeftijdsgroepen in het midden van hun carrière. Zij hebben namelijk in het verleden minder gehad dan wat hoort bij jongeren in het nieuwe stelsel, maar verliezen ook de extra opbouw die zij de komende jaren zouden hebben gehad in het oude stelsel om dat te compenseren. Er zou dan een pensioengat kunnen ontstaan.

Het CNV staat achter de overgang. Maar alleen onder de voorwaarde dat de overgang niet leidt tot pensioengaten. Wanneer hier toch sprake van is dan vinden wij dat deze deelnemers goed gecompenseerd moeten worden bij de overgang. Wij kiezen ervoor bij het invaar moment een deel van het overrendement te gebruiken om deze groep te compenseren.

CNV Vakmensen vindt het belangrijk dat de groepen die een pensioengat dreigen te krijgen bij het invaren worden gecompenseerd voor het verlies aan opbouw. Deze compensatie moet, als dat lukt, uit het fondsvermogen komen.

Leden aan zet

Zoals aangegeven mogen de leden van CNV Vakmensen hun stem uitbrengen over de inhoud van de nieuwe regeling. Binnenkort ontvang je daarom een volgende nieuwsbrief met daarin een link naar de stemming.

Mocht je in de tussentijd vragen hebben over de inhoud van de regeling of over het proces, neem dan contact op met een van de betrokken bestuurders:

Tossif Alvi: t.alvi@cnvvakmensen.nl
Hanane Chikhi: h.chikhi@cnvvakmensen.nl
Saskia Spaargaren; s.spaargaren@cnvvakmensen.nl
Anthony Williams: a.williams@cnvvakmensen.nl
Gijs Lokhorst : g.lokhorst@cnvvakmensen.nl

 

 

 

 

 

Downloads

Stel hier je vraag of plaats je opmerkingen:

Er zijn nog geen reacties, wees de eerste!

U
Error