Nieuws cao Waterbouw

Op de valreep van het nieuwe jaar nog even een bericht van CNV Vakmensen. Twee belangrijke onderwerpen die we even willen delen: de nieuwe op handen zijnde pensioenregeling en een nieuwe cao Waterbouw.

Nieuwe cao Waterbouw: wat wil jij erin?

Op dinsdag 11 februari starten de onderhandelingen over een nieuwe cao Waterbouw. Voor de onderhandelingsdelegatie van CNV Vakmensen is het erg belangrijk te weten wat voor jou echt belangrijk is. Waar gaat het om wat jou betreft? Wat is jouw top 3? Laat jouw ideeën achter op de cao-pagina Waterbouw! Of stuur mij uiterlijk 17 januari je wensen per mail.

Ga naar de cao-pagina Waterbouw

Zonder jouw bijdrage komt er geen goede cao. Ik reken op je.

Een nieuwe pensioenregeling voor de cao Waterbouw

Wat zijn de gevolgen van de nieuwe pensioenwet én welke keuzes willen we maken? 

Pensioen is de grootste en misschien ook wel de belangrijkste secundaire arbeidsvoorwaarde: het gaat om inkomen voor later, maar ook over bijvoorbeeld het inkomen dat jouw nabestaanden krijgen mocht jij komen te overlijden. De Pensioenwet is op 1 juli 2023 gewijzigd. Dit betekent dat alle pensioenregelingen in Nederland moeten worden aangepast, ook de pensioenregeling in de Waterbouwsector. Belangrijk om te weten is dat sociale partners zo dicht mogelijk bij de huidige pensioenregeling willen blijven. Dit is het uitgangspunt bij de keuzes die we moeten maken. De belangrijkste wijzigingen en keuzes zetten we op een rijtje. Binnenkort kun je die

Wijziging 1: Een premieregeling

In het nieuwe pensioenstelsel zijn er alleen premieregelingen. Een premieregeling is een pensioenregeling waarbij de hoogte van de premie die wordt ingelegd vaststaat, maar het uiteindelijke pensioenbedrag niet. Met andere woorden, de premie die wordt betaald, wordt belegd om zo een kapitaal op te bouwen dat later wordt gebruikt om de pensioenuitkering te financieren.
Sociale partners hebben hier geen keuze; de wet schrijft dit voor. Wel hebben we de mogelijkheid om te kiezen tussen twee soorten premieregelingen: de solidaire premieregeling en de flexibele premieregeling.

Onze voorkeur gaat uit naar de solidaire premieregeling. Deze sluit het beste aan bij de huidige pensioenregeling.In de solidaire premieregeling wordt collectief belegd én er is een verplichte spaarpot.

Wijziging 2: Solidariteit

In de solidaire premieregeling delen we risico's via een speciale spaarpot, de solidariteitsreserve. We moeten beslissen welke risico's we willen delen.

In het nieuwe pensioenstelsel zullen de pensioenuitkeringen meebewegen met de financiële markten. Deze schommelingen kunnen we beperken door minder risicovol te beleggen voor pensioengerechtigden en de leeftijdsgroepen net voor pensioendatum. Toch kunnen er grotere financiële schokken zijn waardoor de uitkeringen meer schommelen dan wenselijk is. Die schommelingen willen we graag opvangen met geld uit de solidariteitsreserve. De kans op grote schommelingen zijn dan net als in de huidige pensioenregeling beperkt.

Een tweede risico dat we willen afdekken met de solidariteitsreserve, is het (plots) langer leven van mensen: het zogenoemde macro-langlevenrisico.

Stel dat een medicijn wordt uitgevonden tegen een veelvoorkomende ziekte, waardoor mensen langer leven. Dit is mooi, maar als mensen langer leven, moet het beschikbare pensioengeld over een langere periode worden verdeeld, wat betekent dat de maandelijkse uitkering lager wordt. Als dit gebeurt, kunnen we (een deel van) die gevolgen opvangen met geld uit de solidariteitsreserve.

Nu kunnen we meer risico’s afdekken via de solidariteitsreserve, maar zekerheid kost geld. Het geld (premie en rendementen) dat we in de solidariteitsreserve stoppen, kan niet worden toebedeeld aan de individuele pensioenpotjes. We denken dat we met het delen van deze twee risico’s een goede balans hebben gevonden tussen het zoveel mogelijk toedelen aan de persoonlijke pensioenpotjes én het delen van risico’s.

Wijziging 3: Nabestaandenpensioen

Het nabestaandenpensioen is onder te verdelen in drie onderdelen: 1) het wezenpensioen; 2) het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum; en 3) het partnerpensioen bij overlijden ná de pensioendatum.

De regels voor het partnerpensioen bij overlijden na de pensioendatum wijzigen niet. De wijzigingen voor het wezen- en partnerpensioen vóór de pensioendatum zijn de volgende:

  • Verzekerd op risicobasis
    In het nieuwe pensioenstelsel is het wezen- en partnerpensioenpensioen vóór de pensioendatum verzekerd op risicobasis, vergelijkbaar met een brandverzekering. Zolang u premie betaalt (in dit geval als u werkzaam bent in de waterbouwsector), bent u verzekerd en ontvangen uw nabestaanden (partner en/of kinderen) een pensioenuitkering om een deel van het inkomensverlies op te vangen. Het wezen- en partnerpensioen dat u in de huidige pensioenregeling heeft opgebouwd blijft van u. Dit gaat mee naar jouw persoonlijke pensioenvermogen in het nieuwe pensioenstelsel.
  • Percentage van het pensioengevend salaris
    In het het nieuwe pensioenstelsel is de hoogte van het wezen- en partnerpensioen vóór de pensioendatum een percentage van het pensioengevend salaris. Anders dan in het huidige pensioenstelsel, met opbouw per dienstjaar, maakt het niet uit hoe lang u in dienst bent. Dit is een verbetering. Het percentage willen we zo vaststellen dat het uit te keren bedrag bij overlijden aansluit bij de huidige pensioenregeling. Wel overwegen we om de periode waarin de partner een uitkering krijgt te verkorten van levenslang naar 5-10 jaar. Dit betekent niet dat het bedrag minder wordt; het blijft hetzelfde, maar wordt over een kortere periode aan de nabestaanden uitgekeerd. Wij denken dat dit beter past, omdat de financiële gevolgen voor de nabestaanden vooral in de eerste periode na overlijden groot zijn.
  • Uitloopperiode
    Belangrijk om te weten is dat de wet een uitloopperiode voorschrijft van drie maanden. Als u uit dienst gaat, bent u nog drie maanden verzekerd voor het nabestaandenpensioen. Dit geldt ook als u vakantie heeft. Ook bent u verzekerd voor het nabestaandenpensioen in de periode dat u een uitkering ontvangt op basis van de ziekte- of werkloosheidswet.

Ongewijzigd

Hierboven zijn de drie belangrijkste wijzigingen toegelicht. Best grote veranderingen, maar het nieuwe pensioenstelsel laat ook veel ongewijzigd. Zo blijft de uitkering van het ouderdomspensioen levenslang; blijven werkgever en werknemer beide premie inleggen én wordt deze premie op dezelfde financiële markten belegd. 

De transitie naar het nieuwe pensioenstelsel

Naast een nieuwe pensioenregeling die voldoet aan de wet- en regelgeving, is er de overstap: Hoe gaan we van de oude naar de nieuwe pensioenregeling? De wetgever schrijft een standaardpad voor. In dit standaardpad worden de in de huidige pensioen-regeling opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten ingebracht in de nieuwe pensioenregeling. Dit noemen we invaren. Invaren is het bij elkaar houden van het oude en nieuwe pensioen.Bij het invaren moeten de pensioengelden worden toebedeeld aan persoonlijke pensioenvermogens: de persoonlijke pensioenpotjes. Daarnaast zal een deel van het pensioenvermogen worden gestort in de solidariteitsreserve en een deel worden gereserveerd voor operationele kosten.

Grote buffers niet langer vereist

Zoals eerder aangegeven stappen we in het nieuwe pensioenstelsel over op een premieregeling. In de premieregeling maak je afspraken over de premie en niet over de uitkering. Een gevolg hiervan is dat het pensioenfonds geen grote buffers meer hoeft aan te houden voor de afspraken over de hoogte van de uitkering. Dit betekent dat rendementen eerder kunnen worden uitgekeerd als het goed gaat op de financiële markten, maar ook eerder worden verlaagd als het minder goed gaat. Om de gevolgen van deze laatste situatie te beperken kunnen we de uitkeringen aanvullen uit de solidariteitsreserve.

Verdelen van de buffers

Op het moment van invaren zullen we de huidige buffers verdelen. Hoeveel er te verdelen valt, hangt af van de dekkingsgraad. Bij een dekkingsgraad van 100% zijn alle pensioenaanspraken- en rechten gedekt. Bij een dekkingsgraad lager dan 100, zeg 95%, zijn de pensioenaanspraken- en rechten voor 95% gedekt. Dit betekent dat er afspraken zijn gemaakt voor een bepaalde pensioenuitkering maar dat hier niet 100% maar slechts 95% voor ‘in kas’ is.  

De dekkingsgraad van pensioenfonds Waterbouw is op het moment van schrijven 147,5%. Dit is een hoge dekkingsgraad. Voor iedere euro die is toegezegd, is er 1,475 euro ‘in kas’. De dekkingsgraad verandert steeds. Hoe groot de buffer is op het moment van invaren, hangt af van de dekkingsgraad op het moment van invaren.

Beoogde invaardatum 1 januari 2026

De beoogde invaardatum is 1 januari 2026. Het pensioenfonds voor de Waterbouw staat er goed voor en doet er alles aan de dekkingsgraad te beschermen. Zoals het er nu voorstaat is de verwachting dat niemand minder krijgt dan waar hij/zij nu aanspraak op heeft en (zeer) waarschijnlijk meer.  Een goede uitgangspositie voor ons, maar zekerheid is er pas op 1 januari 2026.

Hoe gaan we verder?

De komende periode werken we de pensioenregeling en de transitie van het huidige naar het nieuwe pensioenstelsel verder uit. De keuzes, de afwegingen én de gevolgen daarvan voor verschillende leeftijdsgroepen schrijven we uit in een zogenoemd transitieplan. Als dit transitieplan – een wettelijk verplicht document - in concept gereed is zal ik jullie dit laten weten.

Meer informatie
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Gijs Lokhorst per e-mail: g.lokhorst@cnvvakmensen.nl

Nuttige websites:

www.bpfwaterbouw.nl 

www.werkenaanonspensioen.nl

www.pensioenduidelijkheid.nl